Het leven moet terug in bodem Veenkoloniën

Publicatie datum:
Leestijd:
2 minuten leestijd

Het is herfst in de Veenkoloniën. De tijd dat rooimachines af en aan rijden om de zetmeelaardappelen en suikerbieten te oogsten. Siebo Leeuwerik uit Wildervank is er druk mee. Hij heeft 130 hectare landbouwgrond, die hij in de winter omgeploegd laat liggen. Maar dit jaar niet. Leeuwerik doet mee aan een experiment voor meer biodiversiteit in de Veenkoloniën.

Foto Dirk Nigten, penningmeester van de Agrarische Natuurvereniging Oost-Groningen (ANOG).

“De biodiversiteit in Noord-Nederland moet verbeterd worden en de akkerbouw kan daaraan bijdragen”, zegt penningmeester Dirk Nigten van de Agrarische Natuurvereniging Oost-Groningen (ANOG). In de Veenkoloniën worden nu voornamelijk aardappelen, suikerbieten en een beetje maïs en uien geteeld. “Economisch gezien is dat het meest interessant, maar voor de bodem is het niet goed. De van nature lichte grond in de Veenkoloniën wordt door de eenzijdige teelt armer, waardoor de kans op ziekten toeneemt en meer bestrijdingsmiddelen nodig zijn.”

Proef met 50 boeren

ANOG krijgt 1,4 miljoen euro subsidie via het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3). Met dat geld worden onder meer bloemen, planten en bomen in akkerranden en op erven geplaatst om insecten en vogels aan te trekken. Ook brengt ANOG de huidige staat van de landbouwgrond in de Veenkoloniën in kaart en wordt een biodiversiteitsmeter akkerbouw ontwikkeld. “Daarmee kunnen we meten wat de inspanningen van boeren op het gebied van biodiversiteit opleveren. Dan kunnen we ze daarvoor belonen.”

De boeren die meedoen gaan meer verschillende gewassen telen. “Het ene jaar maïs, granen en planten, het andere jaar eiwitgewassen als veldbonen en eens in de drie jaar suikerbieten of aardappelen. Daarmee komt meer leven in de grond en wordt die rijker. Dat betekent minder ziektes en minder bestrijdingsmiddelen. Ook wordt meer water vastgehouden en is er minder kans op verstuiving”, aldus Nigten.

“Het gaat niet goed zo”

Siebo Leeuwerik is een van de boeren die meedoet aan het experiment. Hij verbouwt aardappelen, suikerbieten en graangewassen. Afwisselen doet hij al en ook laat hij ieder jaar een perceel leeg liggen, maar dat is niet genoeg. Als proef zaait hij deze winter 22 hectare van zijn grond in met verschillende groenbemesters als Japanse haver, winterwikke en Italiaans raaigras. “Ik zie ook wel dat het niet goed gaat zo. De grond verschraalt en de opbrengst wordt minder. Normaal laat ik na het oogsten mijn grond zwart liggen, deze winter maak ik het groen om te zien wat het effect is op het bodemleven. Het is mooi dat ik hiervoor via de ANOG gecompenseerd wordt.”

“Boeren kunnen het niet alleen”

In de Veenkoloniën zijn in totaal 1500 boeren actief. 50 van hen doen mee aan de proef van de ANOG. Dirk Nigten: “De resultaten van deze 50 boeren delen we met collega’s in de regio door workshops, studiedagen en kennisbijeenkomsten. Ik hoop dat de ervaring van de deelnemers er voor zorgt dat ook andere boeren het belang van biodiversiteit gaan zien. Maar boeren kunnen dit niet alleen. We hebben ook de medewerking van burgers en politiek nodig. De boeren moeten gecompenseerd worden voor de jaren dat ze minder verbouwen. Burgers zullen meer moeten betalen in de supermarkt en die winst moet terugvloeien naar de boeren. Alleen dan kunnen we echt verandering op gang brengen."