Subsidie VIA Drenthe-Fryslân 2025-2026 (EFRO)
Vraag 35% subsidie aan voor een onderzoeks- of ontwikkelingsproject voor een nieuw product, dienst of procedé in Drenthe of Fryslân. Of 45% subsidie als je dit samen uitvoert met andere mkb'ers. Je kunt ook subsidie aanvragen voor proof-of-concept-software en embedded software.
Over de subsidie
Je kunt de VIA-subsidie krijgen voor activiteiten die zich richten op het ontwikkelen, onderzoeken en/of testen van een nieuw of vernieuwend product, dienst of proces. Dit kan ook een softwarematig prototype zijn dat de haalbaarheid van een idee of technologie aantoont (proof-of-concept software) of software om machines of apparaten te besturen (embedded software).
Je kunt subsidie ontvangen over de volgende kosten:
- Het inschakelen van een onafhankelijke deskundige
- Materialen voor een prototype
- Loonkosten van werknemers en eigen uren
- Huur van apparatuur en uitrusting
Daarnaast ontvang je een toeslag van 1% over de factuurkosten. Dit is een toeslag ter compensatie van de kleine kosten die je maakt in je project (onder de € 250).
De VIA Drenthe-Fryslân wordt gefinancierd vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) Voor deze provincies was er nog voldoende budget voor projecten die zich richten op ontwikkeling.
De verwachting is dat er voor de zomer van 2025 een VIA-openstelling komt voor de provincie Groningen. Als dit zo is zal deze worden gefinancierd vanuit het Just Transition Fund (JTF). Als beide subsidie-openstellingen worden gefinancierd vanuit een ander Europees programma kunnen er meer mkb'ers een ontwikkelproject uitvoeren.
De VIA 2025-2026 wordt meerdere keren opengesteld in 2025 en 2026. Hierdoor heb je genoeg tijd om je idee voor een innovatief project goed uit te werken en zit je niet aan de datum van een openstelling gebonden. Dit zorgt voor kwalitatief beter uitgewerkte projecten.
Je kan per onderneming maximaal twee keer subsidie ontvangen (voor verschillende projecten) binnen de volledige openstellingsperiode van de VIA 2025-2026.
Er zijn een aantal wijzigingen ten opzichte van de voorgaande VIA. De belangrijkste wijzigingen zijn de volgende:
- De VIA-subsidie 2025-2026 kent verschillende openstellingsmomenten. Je mag over de hele periode twee aanvragen indienen per onderneming.
- Er is een aparte openstelling voor ondernemers in de provincies Drenthe en Fryslân (EFRO) en een aparte openstelling voor ondernemers de provincie Groningen (JTF).
- De subsidie richt zich op ontwikkeling en onderzoek van een nieuw product, nieuwe dienst of nieuw proces waaronder ook proof-of-concept software of embedded software. Hier is geen aparte openstelling voor.
- Als er een haalbaarheidsstudie is uitgevoerd die aanleiding geeft voor dit ontwikkelingsproject, dan moet deze zijn afgerond voordat de aanvraag wordt ingediend.
- Je maakt inzichtelijk dat je project past binnen het genoemde beoordelingskader. Dit betekent dat je een kwalitatieve aanvraag indient en je project bijdraagt aan een van de transities, een duurzame en maatschappelijk-sociale impact heeft, voldoende innovatief is, een toekomstperspectief heeft. Dit vind je in (de toelichting op) artikel 5 van de regeling.
- Het subsidiepercentage voor een individueel project is 35% en voor een samenwerkingsproject 45%. Als je samenwerkt doe je dit met een mkb'er in de provincie van deze openstelling Drenthe of Fryslân.
- De minimale subsidiabele kosten zijn € 30.000.
- Je kunt de loonkosten meenemen voor een vast uurtarief van € 55 of vast maandbedrag van € 7.800.
- Er kunnen geen facturen worden ingediend onder € 250. In plaats hiervan wordt 1% opslag toegepast op alle factuurkosten.
- De subsidie wordt verstrekt op basis van artikel 25 van de AGVV (de Algemene Groepsvrijstellingsverordening).
Je project wordt onder andere beoordeeld op basis van vijf beoordelingscriteria. In het projectplan omschrijf je zo goed mogelijk hoe jouw project voldoet aan deze criteria. Er wordt beoordeeld op de volgende vijf criteria:
- De bijdrage aan de doelstellingen van het EFRO-programma en de RIS3-transities.
Hierbij wordt gekeken het project aantoonbaar inspeelt op een van de vier transities: van een lineaire naar een circulaire economie; van fossiele naar duurzame energie; van zorg naar (positieve) gezondheid en van analoog naar digitaal.
- De bijdrage aan een duurzame ontwikkeling en de maatschappelijke-sociale impact
Dit ziet op de mate van bijdrage van de ontwikkeling aan een oplossing voor een concreet maatschappelijk probleem, en of je project voldoet aan het Do No Significant Harm-principe. Dit houdt onder andere in de mate van het gebruik van hulpbronnen, verhogen van de biodiversiteit en tegengaan van vervuiling van het milieu.
- De mate van innovatie
Hierbij wordt er gelet of er duidelijk en begrijpelijk is omschreven wat er wordt ontwikkeld, waar de innovatie op ziet, of er technische onzekerheden zijn en hoe onderscheidend de innovatie is.
- Het financieel en economisch toekomstperspectief
Dit ziet onder andere op het het verdienmodel, de risico's en bedreigingen en de stappen die doorlopen moeten worden voordat het geïntroduceerd kan worden op de markt.
- De kwaliteit van de aanvraag
Dit ziet onder andere op de planning, projectopzet, kennis en ervaring en bijvoorbeeld risico's tijdens de uitvoering van het project.
Er wordt ook beoordeeld hoe duidelijk en begrijpelijk deze onderdelen zijn omschreven. Beschrijf daarom elk onderdeel zo goed mogelijk en gebruik een kwantitatieve en kwalitatieve onderbouwing. Het helpt om gebruik te maken van relevante bronnen en concrete voorbeelden. Kijk voor de volledige omschrijving van de beoordelingscriteria bij de toelichting op artikel 5 in de regeling.
- De bijdrage aan de doelstellingen van het EFRO-programma en de RIS3-transities.
Een fysiek prototype heeft betrekking op het oplossen van een technische onzekerheid. Het gaat er om dat met het prototype beoogd wordt het werkingsprincipe aan te tonen.
Het prototype (of de onderdelen ervan) dient na afloop van het project te worden:
- Vernietigd of onklaar gemaakt te worden of;
- ingezet te worden als demonstratiemodel en/of
- gebruikt te worden om toekomstige verbeteringen te testen van het uiteindelijke product of proces.
Je mag het prototype (of onderdelen ervan) na afloop van het project niet inzetten in je productieproces of deze verkopen.
Bij proof-of-concept software gaat het om de vraag of een mogelijke technische oplossing in de praktijk werkt of niet. Het schrijven van deze software is bedoeld om aan te tonen dat het idee dat is bedacht ook werkelijk kan functioneren voordat er wordt begonnen met het ontwikkelen van de uiteindelijke software. Het is daarbij van belang dat de gekozen oplossingsrichting uniek is binnen het domein waarin hij gebruikt gaat worden en daarom onderzoek noodzakelijk maakt.
Voor de ontwikkeling van het product of de dienst zijn er een aantal technische knelpunten waarvan het werkingsprincipe moet worden aangetoond voordat kan worden besloten of de ontwikkeling ervan kan worden gestart. Alleen de ontwikkeling van de proof-of-concept software die nodig is om de juiste werking van het bedachte, technische werkingsprincipe aan te tonen is subsidiabel. Het werk na deze proof-of-conceptfase, waarbij gebruik wordt gemaakt van de uitkomsten ervan, is niet subsidiabel.
Let op: het is niet toegestaan om binnen deze regeling een minimum viable product te ontwikkelen. Dit betekent dat de proof-of-concept software niet bedoeld mag zijn voor eindgebruikers, niet gebruikt mag worden voor het verkrijgen van feedback van eindgebruikers en niet commercieel mag worden aangeboden in de markt. Er is geen sprake van proof-of-concept software wanneer het project toeziet op het ontwikkelen van een minimum viable product of de gehele ontwikkeling van een product of dienst.
In deze tabel zie je wanneer er sprake is van proof-of-concept software (wat subsidiabel is), en wanneer er sprake is van een minimum viable product (wat niet subsidiabel is).
Aspect Proof-of-concept (subsidiabel) Minimum viable product (niet subsidiabel) Doel Bewijzen van technische haalbaarheid Een functioneel product aanbieden om gebruikersfeedback te verzamelen Scope Zeer beperkt, test één enkel concept of technologie Bevat de minimaal benodigde functionaliteit voor gebruikers Gebruikersgericht Nee, niet voor eindgebruikers bedoeld Ja, gericht op daadwerkelijke eindgebruikers Gebruik Interne validatie van technische aspecten Lancering op de markt met beperkte, kernfunctionaliteit Doorlooptijd Korte doorlooptijd voor snelle validatie Langer, omdat het product daadwerkelijk gebruikt moet worden Feedback Technische evaluatie door interne teams Feedback van eindgebruikers over gebruik en waarde Resultaat Bevestiging dat iets technisch mogelijk is Bewijs van waarde voor gebruikers, feedback voor verdere ontwikkeling Embedded software is software die specifiek is ontworpen om te functioneren binnen een bepaald apparaat of systeem. De software is specifiek ontworpen om te functioneren binnen een bepaald apparaat of systeem en is nauw verbonden met het hardwarecomponent. De limieten van embedded software omvatten beperkte reken- en geheugencapaciteit, strikte energie-efficiëntie-eisen en beperkte opslagruimte. Het voert taken zoals real-time verwerking en apparaat besturing zeer efficiënt uit.
Een aanvraag indienen
Nee, als je inlogt met eHerkenning is het niet nodig om het ondertekeningsformulier aan te leveren bij je aanvraag.
Nee, er mag niet van het format projectplan worden afgeweken.
Voor externe kosten zoals het inhuren van een deskundige of huurkosten moet je altijd een offerte aanleveren. Dit doe je bij het indienen van je aanvraag.
Het sound financial management is een regel waarmee je aantoont dat de prijs voor extern ingekochte diensten marktconform is. Met extern ingekochte diensten bedoelen wij bijvoorbeeld het inhuren van een deskundige voor advies. Of het kopen van materialen bij een leverancier.
Het aantonen van het sound financial management is in ieder geval van toepassing als je meer dan € 50.000,00 afneemt bij dezelfde leverancier. Als dit zo is lever je bij het indienen van je subsidieaanvraag in ieder geval drie vergelijkbare offertes aan. Hiermee controleren wij of de gekozen offerte marktconform is.
Als het niet mogelijk is om drie offertes aan te leveren, vragen wij om dit goed te onderbouwen. Geef hierbij aan waarom je alleen voor deze partij hebt gekozen. Heb je meerdere partijen gesproken, of meerdere offertes opgevraagd maar niet ontvangen? Geef dit dan ook aan bij je aanvraag, en stuur de eventuele communicatie met je aanvraag mee.
Wanneer je de aanvraag niet zelf indient, maar dit uitbesteedt aan een intermediair (bijvoorbeeld je boekhouder of een subsidieadviseur), dan moet je daarvoor een machtiging afgeven. Met deze machtiging geef je de intermediair toestemming om de aanvraag namens jou in te dienen. Het afgeven van een machtiging doe je met een machtigingsformulier.
Je kunt het formulier downloaden op onze website. Ga op onze website naar de subsidie die je wilt aanvragen en klik op 'aanvragen'. Hier staan de documenten vermeld die je nodig hebt voor je aanvraag, waaronder het te downloaden machtigingsformulier.
De documenten waarbij een handtekening vereist is, moeten ondertekend worden door iemand die bevoegd is om dat namens de organisatie te doen.
Dit kun je aantonen door een bewijs aan te leveren waaruit blijkt dat deze persoon bevoegd is om binnen de organisatie te tekenen. Dit kan bijvoorbeeld met een KvK-uittreksel, statuten of een intern autorisatieschema.
Er moet een uittreksel van de aanvragende onderneming worden aangeleverd bij de aanvraag.
Jouw aanvraag is compleet als alle gevraagde documenten bij de aanvraag zijn toegevoegd én deze correct en volledig zijn ingevuld en ondertekend.
Voor ondernemingen met de rechtsvorm stichting, vereniging, eenmanszaak of maatschap hoeft er geen toets financiële moeilijkheden uitgevoerd te worden. Wel moet er beoordeeld worden of er voldoende vermogen is om het project financieel te kunnen dragen.
In dit geval ontvangen wij graag een gedocumenteerde onderbouwing van hoe je de begrote kosten van het project gaat dragen. Dit kan door middel van (één van) de volgende documenten:
- Kopie bankafschrift: hiermee kun je aantonen hoe de financiële situatie op dit moment is
- Aangifte IB (inkomstenbelasting): hiermee kun je aantonen hoeveel winst je hebt gemaakt
- Openingsbalans: hiermee kun je aantonen hoe de financiële situatie op dit moment is
Juridische organisatiestructuur
Met de juridische organisatiestructuur krijgen wij een volledig inzicht in het verband van ondernemingen van de onderneming die de aanvraag indient. Wij toetsen op basis hiervan:
- welke ondernemingen mee moeten in de beoordeling voor de toets financiële moeilijkheden;
- of er op basis van de mkb-cijfers voldaan wordt aan de definitie van een mkb-onderneming;
- of er nog bijzonderheden zijn die we mee moeten nemen in de beoordeling van de aanvraag (wordt er bijvoorbeeld een deskundige ingehuurd die ook in het verband zit? Of is er een andere onderneming in het verband van ondernemingen die al eerder een aanvraag heeft ingediend?);
- indien er een andere onderneming in het verband van ondernemingen ook kosten gaat maken voor het project dan kunnen wij in de structuur zien hoe deze ondernemingen met elkaar verbonden zijn.
Dit bestaat uit de structuur van het verband van ondernemingen. Deze moet schematisch worden weergegeven inclusief de deelnemingspercentages. Per onderneming moeten de volgende gegevens worden genoemd op basis van de meest recente gegevens (voor elke onderneming voor hetzelfde jaartal):
- aantal fte;
- de jaaromzet;
- het balanstotaal.
In de meeste gevallen maakt de aanvrager deel uit van een verband van ondernemingen. Dit is het geval wanneer de onderneming geen zelfstandig bedrijf is. Dit zijn alle ondernemingen zoals ook opgenomen in de juridische organisatiestructuur.
Een onderneming beschouwen we voor de de-minimis als een verbonden onderneming als sprake is van zeggenschap over de andere onderneming(en). Als de ene onderneming zeggenschap heeft over een andere onderneming beschouwen we beide ondernemingen als één onderneming voor de de-minimis. Het maakt niet uit of de ondernemingen een fiscale eenheid zijn.
In de de-minimisverordening is het als volgt beschreven:
Eén onderneming omvat voor de toepassing van deze verordening alle ondernemingen die ten minste één van de volgende banden met elkaar onderhouden:
a. één onderneming heeft de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van een andere onderneming;
b. één onderneming heeft het recht de meerderheid van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van een andere onderneming te benoemen of te ontslaan;
c. één onderneming heeft het recht een overheersende invloed op een andere onderneming uit te oefenen op grond van een met die onderneming gesloten overeenkomst of een bepaling in de statuten van laatstgenoemde onderneming.
d. één onderneming die aandeelhouder of vennoot is van een andere onderneming, heeft op grond van een met andere aandeelhouders of vennoten van die andere onderneming gesloten overeenkomst als enige zeggenschap over de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van laatstgenoemde onderneming.Ondernemingen die via één of meer andere ondernemingen één van de in de eerste alinea, onder a. tot en met d., bedoelde banden onderhouden, worden ook als één onderneming beschouwd.
Een partneronderneming bezit minstens 25% en hoogstens 50% van de aandelen of stemrechten van een andere onderneming of is voor minstens 25% en hoogstens 50% in bezit van een andere onderneming.
Deze drempel van 25% geldt niet wanneer dat percentage in handen is van openbare participatiemaatschappijen, risicokapitaalmaatschappijen, personen die geregeld risicokapitaal beleggen, universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk, of institutionele beleggers (met inbegrip van regionale ontwikkelingsfondsen) op voorwaarde dat deze niet als verbonden onderneming worden beschouwd. Een participatie- of risicokapitaalmaatschappij is een onderneming die specifiek als doelstelling heeft het nemen van participaties en deelnemingen in andere ondernemingen en eventueel het al dan niet deelnemen aan het bestuur van die ondernemingen. Op het moment dat de participatiemaatschappij meer dan 50% van de aandelen heeft, verandert dit. Dan hebben zij in principe overheersende zeggenschap. In dit geval wordt de participatiemaatschappij een ‘verbonden onderneming’.
Bij meer dan 50% spreken we van een verbonden onderneming.
In dit geval dien je de volgende gegevens van je onderneming aan te leveren (op basis van de meest recente gegevens):
- aantal fte;
- de jaaromzet;
- het balanstotaal.
Mkb-verklaring
Je bent een mkb-onderneming wanneer:
- er bij de onderneming minder dan 250 fte werkzaam zijn en
- de jaaromzet de € 50 miljoen of
- de jaarlijkse balanstotaal de € 43 miljoen niet overschrijdt.
Wanneer er binnen jouw onderneming meer dan 250 fte werkzaam zijn, ben je geen mkb-onderneming. Je bent ook geen mkb-onderneming wanneer zowel jouw jaaromzet de € 50 miljoen als de balanstotaal de € 43 miljoen overschrijdt.
Hiervoor vul je de mkb-verklaring in. Meer informatie vind je op de pagina mkb-toets rekenvoorbeelden.
Je doet dit op basis van je meest recente jaarrekening.
Is er sprake van meerdere ondernemingen waarvan je de mkb-cijfers moet berekenen? Bereken dit dan over hetzelfde jaartal. Meer informatie vind je op de pagina mkb-toets rekenvoorbeelden.
Het is dan helaas niet mogelijk om een VIA-subsidie aan te vragen.
Uitvoering van het project
De subsidie dient ten goede te komen aan de onderneming die de aanvraag indient. Als een partner- en/of verbonden onderneming binnen hetzelfde verband van ondernemingen ook kosten maakt voor het project, dan komen deze kosten alleen voor subsidie in aanmerking als:
- De onderneming wordt toegevoegd aan de aanvraag middels een instemmingsverklaring. Met deze verklaring stemt je in dat de aangegeven onderneming mede-subsidie ontvanger wordt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een medewerker die vanuit een bovenliggende holding werkzaamheden verricht voor het project. Door het invullen van deze verklaring ga je akkoord met het toevoegen van deze partij aan de verleningsbeschikking. De onderneming die wordt toegevoegd aan de verleningsbeschikking wordt mede-subsidieontvanger of
- De kosten worden doorbelast aan de onderneming die de aanvraag indient. Dit betekent dat de onderneming die de aanvraag indient uiteindelijk de betreffende kosten gemaakt en betaald heeft. Als bewijs van de doorbelasting moet een factuur en betalingsbewijs worden aangeleverd waaruit blijkt dat de kosten zijn doorbelast.
Er zijn twee tarieven waartegen je de loonkosten kunt berekenen:
Vast uurtarief € 55,-
Dit betreft een vast uurtarief. Dit tarief kan worden gehanteerd door medewerkers die in loondienst zijn en als sprake is van eigen arbeid. Er is sprake van eigen arbeid als personen niet worden verloond.Als je gebruik maakt van het vaste uurtarief lever je na uitvoering van je project de volgende documenten aan:
- Urenregistratie per medewerker (een format hiervoor is beschikbaar op de website van het SNN)
- Een verzamelloonstaat (als er sprake is van medewerkers in loondienst). Dit mag ook een ander document zijn waar het dienstverband uit blijkt, zoals een uitdraai uit een (betrouwbaar) personeelssysteem.
Vast maandbedrag € 7.800,-
Dit betreft een vast maandbedrag welke je kan inzetten als medewerkers voor een vast deel van hun arbeidstijd aan het project werken. Dit vaste maandbedrag wordt berekend naar rato van de ingezette uren van deze medewerker.
Je berekent deze kosten als volgt:
Het vaste maandbedrag van € 7.800,- maal het verwachte aantal maanden dat de medewerker inzet voor het project zal leveren. Dit bedrag vermenigvuldig je met het standaardpercentage van de werkweek dat de medewerker naar verwachting aan het project zal werken.Voorbeeld:
Vast maandbedrag (bij fulltime dienstverband) € 7.800,- Percentage werkzaam voor project 50% Aantal maanden werkzaam voor project 10 Te begroten loonkosten € 39.000,- Als je gebruik maakt van het vaste maandtarief lever je na uitvoering van het project de volgende documenten aan:
- Een werkgeversdocument. Hierop vermeld de werkgever de namen van de medewerkers en het vaste percentage van de tijd per maand dat zij werkzaam zijn voor het project.
- Bij medewerkers in loondienst lever je een document aan met daarop het dienstverband en de omvang daarvan van de medewerker.
In geval van eigen arbeid is er geen sprake van een dienstverband en daarmee geen sprake van loonkosten. Dit is bijvoorbeeld het geval bij:
- Zelfstandigen die geen brutoloon ontvangen, waarbij voor de aangifte inkomstenbelasting sprake is van ‘winst uit onderneming’.
- DGA's die niet worden verloond (bijvoorbeeld in V.O.F.’s, maatschappen of eenmanszaken).
- Meewerkende echtgeno(o)t(e).
- Bestuurders die niet op de loonlijst staan en als bestuurder geregistreerd staan in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
Let op: als er sprake is van eigen arbeid in je project kan het zijn dat de te ontvangen subsidie wordt afgetopt. Dit komt omdat de subsidie niet hoger mag zijn dan de overige kosten (naast kosten eigen arbeid) in het project. De inbreng van eigen arbeid wordt namelijk gezien als een bijdrage in natura. De overige projectkosten die subsidiabel zijn op grond van de regeling betreffen zogenaamde “out of pocketkosten”. Dit zijn kosten die gemaakt en betaald worden door de aanvrager. Hieronder een voorbeeld van een aftopping:
Kostensoort Begrote kosten Eigen arbeid (natura) € 50.000 Overige kosten (out of pocket) € 10.000 Totaal subsidiabele kosten € 60.000 Totaal subsidie (o.b.v. 35% subsidie) € 10.000 De subsidie zou € 60.000 * 35% = € 21.000 bedragen. Maar omdat de subsidie niet hoger mag zijn dan de overige kosten is de subsidie afgetopt op € 10.000.
Tijdens de uitvoering van je project publiceer je over je project via je website, en door middel van een affiche bij de ingang van je onderneming of de projectlocatie. Dit is verplicht. Na de uitvoering van je project toon je aan dat je hierover hebt gepubliceerd. De publicaties moeten aan een aantal voorwaarden voldoen:
Website:
- Je plaatst een korte beschrijving van het project op de website
- Hierbij plaats je het logo van de Europese Unie met vermelding van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO);
- Het logo moet in kleur worden weergegeven.
- Het logo van de Europese Unie en de verwijzing moeten direct zichtbaar zijn op het scherm. Deze moet zichtbaar zijn op een prominente plaats, zodra de gebruiker de website opent. Er mag dus niet gescrolld worden om het logo te kunnen zien.
- Er moet een verwijzing worden gemaakt naar het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling op dezelfde website
Affiche:
- Je plaatst een korte beschrijving van het project op een affiche, digitaal scherm of roll up banner in minimaal A3-formaat
- Deze plaats je op een voor het publiek goed zichtbare plaats. Bijvoorbeeld bij de ingang van het gebouw.
- Daarnaast vermeld je in de tekst dat de steun is ontvangen vanuit EFRO.
- Hierbij plaats je het logo van de Europese Unie met vermelding van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO); Let op dat dit logo in kleur is, en dat andere logo's niet groter zijn dan dit logo.
- Gebruik hierbij het format, zodat je zeker weet dat je aan alle voorwaarden voldoet.
De vijf meest gestelde vragen
De VIA Drenthe-Fryslân wordt gefinancierd vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) Voor deze provincies was er nog voldoende budget voor projecten die zich richten op ontwikkeling.
De verwachting is dat er voor de zomer van 2025 een VIA-openstelling komt voor de provincie Groningen. Als dit zo is zal deze worden gefinancierd vanuit het Just Transition Fund (JTF). Als beide subsidie-openstellingen worden gefinancierd vanuit een ander Europees programma kunnen er meer mkb'ers een ontwikkelproject uitvoeren.
De VIA 2025-2026 wordt meerdere keren opengesteld in 2025 en 2026. Hierdoor heb je genoeg tijd om je idee voor een innovatief project goed uit te werken en zit je niet aan de datum van een openstelling gebonden. Dit zorgt voor kwalitatief beter uitgewerkte projecten.
Je kan per onderneming maximaal twee keer subsidie ontvangen (voor verschillende projecten) binnen de volledige openstellingsperiode van de VIA 2025-2026.
Er zijn een aantal wijzigingen ten opzichte van de voorgaande VIA. De belangrijkste wijzigingen zijn de volgende:
- De VIA-subsidie 2025-2026 kent verschillende openstellingsmomenten. Je mag over de hele periode twee aanvragen indienen per onderneming.
- Er is een aparte openstelling voor ondernemers in de provincies Drenthe en Fryslân (EFRO) en een aparte openstelling voor ondernemers de provincie Groningen (JTF).
- De subsidie richt zich op ontwikkeling en onderzoek van een nieuw product, nieuwe dienst of nieuw proces waaronder ook proof-of-concept software of embedded software. Hier is geen aparte openstelling voor.
- Als er een haalbaarheidsstudie is uitgevoerd die aanleiding geeft voor dit ontwikkelingsproject, dan moet deze zijn afgerond voordat de aanvraag wordt ingediend.
- Je maakt inzichtelijk dat je project past binnen het genoemde beoordelingskader. Dit betekent dat je een kwalitatieve aanvraag indient en je project bijdraagt aan een van de transities, een duurzame en maatschappelijk-sociale impact heeft, voldoende innovatief is, een toekomstperspectief heeft. Dit vind je in (de toelichting op) artikel 5 van de regeling.
- Het subsidiepercentage voor een individueel project is 35% en voor een samenwerkingsproject 45%. Als je samenwerkt doe je dit met een mkb'er in de provincie van deze openstelling Drenthe of Fryslân.
- De minimale subsidiabele kosten zijn € 30.000.
- Je kunt de loonkosten meenemen voor een vast uurtarief van € 55 of vast maandbedrag van € 7.800.
- Er kunnen geen facturen worden ingediend onder € 250. In plaats hiervan wordt 1% opslag toegepast op alle factuurkosten.
- De subsidie wordt verstrekt op basis van artikel 25 van de AGVV (de Algemene Groepsvrijstellingsverordening).
Je project wordt onder andere beoordeeld op basis van vijf beoordelingscriteria. In het projectplan omschrijf je zo goed mogelijk hoe jouw project voldoet aan deze criteria. Er wordt beoordeeld op de volgende vijf criteria:
- De bijdrage aan de doelstellingen van het EFRO-programma en de RIS3-transities.
Hierbij wordt gekeken het project aantoonbaar inspeelt op een van de vier transities: van een lineaire naar een circulaire economie; van fossiele naar duurzame energie; van zorg naar (positieve) gezondheid en van analoog naar digitaal.
- De bijdrage aan een duurzame ontwikkeling en de maatschappelijke-sociale impact
Dit ziet op de mate van bijdrage van de ontwikkeling aan een oplossing voor een concreet maatschappelijk probleem, en of je project voldoet aan het Do No Significant Harm-principe. Dit houdt onder andere in de mate van het gebruik van hulpbronnen, verhogen van de biodiversiteit en tegengaan van vervuiling van het milieu.
- De mate van innovatie
Hierbij wordt er gelet of er duidelijk en begrijpelijk is omschreven wat er wordt ontwikkeld, waar de innovatie op ziet, of er technische onzekerheden zijn en hoe onderscheidend de innovatie is.
- Het financieel en economisch toekomstperspectief
Dit ziet onder andere op het het verdienmodel, de risico's en bedreigingen en de stappen die doorlopen moeten worden voordat het geïntroduceerd kan worden op de markt.
- De kwaliteit van de aanvraag
Dit ziet onder andere op de planning, projectopzet, kennis en ervaring en bijvoorbeeld risico's tijdens de uitvoering van het project.
Er wordt ook beoordeeld hoe duidelijk en begrijpelijk deze onderdelen zijn omschreven. Beschrijf daarom elk onderdeel zo goed mogelijk en gebruik een kwantitatieve en kwalitatieve onderbouwing. Het helpt om gebruik te maken van relevante bronnen en concrete voorbeelden. Kijk voor de volledige omschrijving van de beoordelingscriteria bij de toelichting op artikel 5 in de regeling.
- De bijdrage aan de doelstellingen van het EFRO-programma en de RIS3-transities.
Bij proof-of-concept software gaat het om de vraag of een mogelijke technische oplossing in de praktijk werkt of niet. Het schrijven van deze software is bedoeld om aan te tonen dat het idee dat is bedacht ook werkelijk kan functioneren voordat er wordt begonnen met het ontwikkelen van de uiteindelijke software. Het is daarbij van belang dat de gekozen oplossingsrichting uniek is binnen het domein waarin hij gebruikt gaat worden en daarom onderzoek noodzakelijk maakt.
Voor de ontwikkeling van het product of de dienst zijn er een aantal technische knelpunten waarvan het werkingsprincipe moet worden aangetoond voordat kan worden besloten of de ontwikkeling ervan kan worden gestart. Alleen de ontwikkeling van de proof-of-concept software die nodig is om de juiste werking van het bedachte, technische werkingsprincipe aan te tonen is subsidiabel. Het werk na deze proof-of-conceptfase, waarbij gebruik wordt gemaakt van de uitkomsten ervan, is niet subsidiabel.
Let op: het is niet toegestaan om binnen deze regeling een minimum viable product te ontwikkelen. Dit betekent dat de proof-of-concept software niet bedoeld mag zijn voor eindgebruikers, niet gebruikt mag worden voor het verkrijgen van feedback van eindgebruikers en niet commercieel mag worden aangeboden in de markt. Er is geen sprake van proof-of-concept software wanneer het project toeziet op het ontwikkelen van een minimum viable product of de gehele ontwikkeling van een product of dienst.
In deze tabel zie je wanneer er sprake is van proof-of-concept software (wat subsidiabel is), en wanneer er sprake is van een minimum viable product (wat niet subsidiabel is).
Aspect Proof-of-concept (subsidiabel) Minimum viable product (niet subsidiabel) Doel Bewijzen van technische haalbaarheid Een functioneel product aanbieden om gebruikersfeedback te verzamelen Scope Zeer beperkt, test één enkel concept of technologie Bevat de minimaal benodigde functionaliteit voor gebruikers Gebruikersgericht Nee, niet voor eindgebruikers bedoeld Ja, gericht op daadwerkelijke eindgebruikers Gebruik Interne validatie van technische aspecten Lancering op de markt met beperkte, kernfunctionaliteit Doorlooptijd Korte doorlooptijd voor snelle validatie Langer, omdat het product daadwerkelijk gebruikt moet worden Feedback Technische evaluatie door interne teams Feedback van eindgebruikers over gebruik en waarde Resultaat Bevestiging dat iets technisch mogelijk is Bewijs van waarde voor gebruikers, feedback voor verdere ontwikkeling